De wildgroei aan audiovisuele media heeft onverhoeds een ander fenomeen met zich meegebracht: al dat beeldmateriaal heeft nood aan een deftige soundtrack, en daarvoor wordt steeds vaker een beroep gedaan op bekende dan wel obscure songs. De functie blijft daarbij niet beperkt tot “muzikaal behang” – vaak wordt er heel gericht gezocht naar muziek die het verhaal of de beelden kracht kan bijzetten. Dit procedé heet “sync”, en in de 21e eeuw is het booming business geworden. Poppunt zocht uit in hoeverre de praktijk ook al in ons land is doorgedrongen.
Muzikale commentaar
Eerst moeten we afbakenen wat we precies kunnen verstaan onder “sync”. De term is een afkorting van “synchronisation”, wat in het algemeen wordt gebruikt voor het overeenstemmen van beeld en geluid. In de industrie wordt er een onderscheid gemaakt tussen enerzijds compositieopdrachten op maat (soundtrack, soundscape etc.), en anderzijds het gebruik van bestaande muziek voor film, tv, games of commercials, waarvoor de term “sync” in enge zin wordt gebruikt. Daar focussen wij op.
De creatieve wisselwerking tussen popsongs en cinema kent een hele voorgeschiedenis. Soundtracks hadden ooit een praktische functie: de livepianobegeleiding bij vroege stomme films diende vooral om het mechanische geluid van de projector te overstemmen. Zo gauw er geluid aan film kon toegevoegd worden, begonnen filmmakers te experimenteren met de mogelijkheden. Toch bleef het uitzonderlijk dat bestaande songs werden gebruikt op de soundtrack, en wanneer dat gebeurde (zoals met de song ‘As Time Goes By’ in de film ‘Casablanca’), betrof het meestal een vertolking van het nummer in de film – wat in vakjargon bekend staat als “diegetisch” geluid. Het waren de hoogdagen van de musical, een filmgenre dat gebaseerd is op dit principe. In enkele gevallen had een film een song in de intro of de aftiteling, maar songs werden zelden of nooit gebruikt als pure achtergrond bij de actie.
Het was pas bij de tweede golf rock-’n-roll eind jaren 1960 dat filmmakers het soundtrackpotentieel van songs begonnen aan te voelen. Een vroeg markant voorbeeld zijn de Simon & Garfunkel-songs die voor de film ‘The Graduate’ werden gecomponeerd nadat regisseur Mike Nichols zich tijdens het monteren uitvoerig had bediend van hun muziek. Ook de experimentele kortfilm ‘Scorpio Rising’ van Kenneth Anger werd voorzien van een soundtrack met bestaande popsongs. Maar het was de hippiefilm ‘Easy Rider’ die pas echt de grenzen tussen de filmwereld en de rockindustrie doorbrak: monteur Donn Camberngebruikte voor zijn edits vooral muziek uit zijn eigen collectie, van Jimi Hendrix en The Byrds tot het iconische ‘Born To Be Wild’ van Steppenwolf. De selectie paste perfect bij de sfeer van het vrijgevochten hippie biker-epos, en vormde als het ware een “muzikale commentaar” bij de beelden.
In de daaropvolgende decennia werd het procedé steeds meer toegepast, maar vaak was de combinatie muziek en beeld niet toevallig – bij het samensmelten van grote platenlabels en Hollywoodstudio’s tijdens de jaren 1980 werden songs vooral geplaatst om de populariteit van de film een zetje te geven, of vice versa. Maar er waren ook regisseurs die het creatief syncen van muziek verhieven tot een kunst op zich: Martin Scorsese besteedt altijd veel zorg aan zijn gecompileerde soundtracks, te beginnen met ‘Mean Streets’ (1973), en ook Francis Ford Coppola’s ‘Apocalypse Now’ (1979) bevat een aantal scènes die legendarisch zijn geworden door de combinatie van bestaande muziek met het beeld – zoals het napalmbombardement op de tonen van Wagner’s ‘Die Walküre’. Quentin Tarantino tilde de creatieve integratie van songs en film nog een niveau hoger met zijn ‘Pulp Fiction’, tot op het punt waar de soundtrack gerust even bepalend voor de film genoemd mag worden als de verknipte verhaalstructuur of de memorabele personages en dialogen uit het scenario.