Ik ben Sasker Van de Ven, 27 zomers jong, werkzoekend en rolstoelgebruiker. Met een diploma Toegepaste Audiovisuele Communicatie en enkele jaren ervaring als tv-redacteur op zak droom ik ervan om aan de slag te blijven in de (audiovisuele) mediasector. Daarom schreef ik me eind 2022 in om deel te nemen aan het mediaNXT-bootcamp van mediarte en Vlaams minister van Media Benjamin Dalle. Samen met ruim dertig andere jongeren overleefde ik de selectierondes, waarna ik uiteindelijk een maand stage mocht lopen op de redactie van Het Laatste Nieuws. Daar onderzocht ik, vertrekkende vanuit mijn eigen ervaring dat het niet zo simpel is om met een beperking opnieuw aan een job te geraken, hoe inclusief de Vlaamse arbeidsmarkt nu écht is. Op vraag van mediarte doe ik dit onderzoek – weliswaar in zeer beperkte mate – nog eens over voor de audiovisuele sector. Ik zocht uit hoe het voor iemand met een chronische ziekte is om in deze sector te werken, maar ook hoe het voor een werkgever is om samen te werken met medewerkers met een arbeidsbeperking. Vooral dat laatste werd een kleine trip ‘down memory lane’.
Om tot een inclusieve sector te kunnen komen moet er voldoende instroom zijn van ‘buitengewone’ profielen.
Ik moet zeggen het was een verrassing toen ik na mijn stage bij Het Laatste Nieuws van mediarte de vraag kreeg om ook voor de audiovisuele en mediasector mijn licht eens te werpen op hoe inclusief deze sector is. En ook best een pittige uitdaging, gelet op de krappe deadline. Toch heb ik niet getwijfeld om ook deze kans te grijpen.
En dus startte ik een nieuwe zoektocht: dit keer naar iemand met een arbeidsbeperking die actief is binnen onze sector. Geen eenvoudige opdracht. Gelukkig tipte ze me bij mediarte over Rune Stiers, een 19-jarige jonge gast die de voorbije drie maanden een mediastage volgde bij Sporthouse Group en helaas een chronische ziekte heeft. Ik neem contact op met Rune en we spreken af om elkaar enkele dagen later via een videocall te ontmoeten.
Eerlijk is eerlijk: als Rune het me niet verteld had, had ik nooit kunnen bedenken dat hij geen gewoon gezonder, frisse, jonge kerel is. Net als zijn oma, nonkel, mama en zus leeft Rune immers – letterlijk – 24 op 7 samen met Charcot-Marie-Tooth, een erfelijke spierziekte waarbij de zenuwen worden aangetast. Hierdoor neemt zijn spierkracht geleidelijk aan af naarmate hij ouder wordt. Eenvoudige alledaagse handelingen zoals het dragen van materialen, het omdraaien van een sleutel, het openen van een flesje of gewoon wandelen zijn een hele opgave voor hem. Toch houdt zijn ziekte Rune niet tegen om voluit voor zijn droom te gaan: een job in de audiovisuele sector. Een eerste kans, in de vorm van een mediastage, kreeg hij alvast de voorbije maanden bij Sporthouse Group, een communicatie- en consultingbedrijf in de sport met focus op digital. Onder hun klanten bevinden zich allerhande topatleten, media en premium brands.
“Specifieke studies aan een ‘echte’ film- of mediaschool heb ik nooit gevolgd,” begint Rune zijn verhaal. “Wel volgde ik in het middelbaar de richting Grafische Media en vervolgens nog een extra opleiding tot Video Content Creator bij SyntraPXL. Film en montage hebben me wel van kindsbeen af altijd geïnteresseerd. Bovendien is bijvoorbeeld de job van monteur een job is die fysiek haalbaar is met zijn ziekte.” Want ja, in zijn zoektocht naar een droomjob heeft Rune noodgedwongen ook altijd rekening moeten houden met zijn ziekte. De impact ervan op zijn dagelijkse én professionele leven valt dan ook niet te ontkennen.
Voor mensen met een beperking of chronische ziekte is communiceren dan ook erg belangrijk.
“Ik ben bij Sporthouse Group terecht gekomen nadat ik me had ingeschreven voor de MIDMID Academie. Hier mocht ik gedurende een maand content maken voor de kanalen van MIDMID. Via het mediastage-traject van mediarte kon ik al vrij snel daarna een stageplek bemachtigen bij Sporthouse Group. Ik werkte er mee aan de opnames van verschillende podcasts en monteerde ook af en toe zelf video’s. Het werken met alleen maar audio was wel nieuw voor mij, maar heb ik al doende vrij snel geleerd.” Rune had ook graag eens een dag als cameraman mee op een set gestaan, maar door zijn ziekte was dat niet haalbaar. “Een dag meedraaien als cameraman zou nog wel lukken, maar aangezien ik dan de volgende dag ook minstens een hele dag zou moeten recupereren, zit een echte carrière als cameraman er niet in, vrees ik.”
Binnen zijn stagebedrijf voelde Rune wel veel begrip voor zijn situatie. De taken die hij kreeg waren allemaal fysiek haalbaar en voor dingen die toch niet zo gemakkelijk lukten, zoals het dragen van materialen, kon hij steeds op de helpende handen van zijn collega’s rekenen. “Voor mensen met een beperking of chronische ziekte is communiceren dan ook erg belangrijk,” klinkt het bij Rune. “Dat lopen bij mij niet zo vlot gaat als bij iemand anders hoef ik niet uit te leggen, dat zien mensen wel. Maar dat ik ook hulp nodig heb bij het dragen van materiaal bijvoorbeeld, dat zie je niet. Door hier van bij het begin open over te zijn vermijd je dat er frustraties zouden groeien bij je collega’s.”
Het feit dat zijn collega’s zo goed met hem en zijn situatie omgingen maakte dat Rune zich echt deel van het team voelde. Enkel het dagelijkse middaguitje, waarbij een aantal collega’s naar de supermarkt trokken om voor de lunch te zorgen, moest Rune jammer genoeg aan zich voorbij laten gaan. Boodschappen doen betekent immers veel wandelen en door zijn ziekte zou zo’n trip te veel van zijn benen vragen. Dit waren dan ook één van de weinige momenten waarop Rune echt voelde hoe hij op de grenzen van zijn fysieke mogelijkheden botste.
Dat hij op bepaalde grenzen, of beter gezegd deuren, botst, merkt Rune ook sinds hij vanaf vorige zomer op zoek is naar een job. Een zoektocht die tot op vandaag eigenlijk niet echt vlot verloopt. “Soms vraag ik me af of ik geen job vind omdat ik gewoon nog erg jong ben, of dat mijn ziekte er toch voor iets tussen zit. Mocht mijn ziekte toch een rol spelen, dan vind ik het jammer dat bedrijven me dit niet eerlijk kunnen, mogen of durven zeggen. Al is het sowieso nog te vroeg om een concrete oorzaak aan te wijzen, denk ik. Wel ben ik bang dat iemand met een beperking of ziekte altijd in het nadeel zal zijn ten opzichte van een ‘gezond’ persoon. Da’s misschien niet eerlijk, maar wel de realiteit.”
Gelukkig denkt Rune zelf nog lang niet aan opgeven. Wanneer ik hem ter afronding van ons gesprek vraag welke professionele dromen hij binnen onze sector nog heeft, denkt hij even na. Vervolgens antwoordt hij vol overtuiging: “Een sportdocumentaire maken. Een concreet idee of plan heb ik nog niet, maar het lijkt me wel super cool om met een camera te volgen in het spoor van een inspirerende sportpersoonlijkheid.” Een droom waarvan ik Rune van harte toewens dat hij vroeg of laat mag uitkomen.
Dat er, behalve mezelf, nog jonge mensen zijn zoals Rune die zich niet laten tegenhouden door ziekte of beperking om voluit voor een job in onze sector te gaan, stelt me alvast hoopvol. Om tot een inclusieve sector te kunnen komen moet er immers voldoende instroom zijn van ‘buitengewone’ profielen. Maar instroom hebben alleen is natuurlijk niet genoeg. Werkgevers moeten ook verder willen kijken dan een beperking of ziekte en dezelfde kansen aan iedereen met dezelfde talenten geven.
Soms vraag ik me af of ik geen job vind omdat ik gewoon nog erg jong ben, of dat mijn ziekte er toch voor iets tussen zit.
Ik besluit dan ook mijn ‘onderzoek’ verder te zetten en op zoek te gaan naar een werkgever die kan en wilt getuigen over hoe het is om samen te werken met arbeidskrachten met een beperking of chronische ziekte. En zoals ik al verwachtte blijkt ook deze zoektocht niet zo eenvoudig. En dan valt me ineens iets te binnen: bij Banijay Belgium (het productiehuis waar ondergetekende vroeger zelf als researcher-redacteur werkte) werken ze samen met Jelle Palmaerts. Als ‘Emiel’ vertolkt Jelle een van de hoofdrollen in Familie. Net zoals zijn personage heeft ook hij het Syndroom van Down.
Ik wil weleens weten hoe ze bij Banijay de samenwerking met hem ervaren en grijp naar mijn telefoon. Gelukkig neemt Managing Director Isabelle Dams graag de tijd om haar ervaringen omtrent inclusie op de werkvloer met mij te delen. Ik wil weleens weten wat haar reactie was toen de scenaristen met het voorstel kwamen om een personage met het Syndroom van Down te introduceren. “Eerst en vooral stelden we ons de vraag: ‘gaan we een geschikt acteur vinden om de rol op te nemen,’” aldus Isabelle. “Bovendien moesten we er rekening mee houden dat het strakke opnamesysteem van Familie niet in het gedrang kwam. We moeten immers de geplande draaidagen halen, en dat moest haalbaar zijn en blijven, zowel voor de acteur in kwestie als voor ons. Ook de tegenspelers van het personage moesten er zich comfortabel bij voelen om die verhaallijnen te spelen.”
Gelukkig kwam Banijay al snel in contact met een professioneel theatergezelschap dat voorstellingen maakt met acteurs met een beperking. “Na gesprekken met de verantwoordelijken van dat theatergezelschap én tegenspelers werd de knoop doorgehakt om toch door te gaan met het idee, omdat we de diversiteit die we zien in de samenleving ook aan onze kijker wilden overbrengen.”
Om voor voldoende vertrouwen bij de tegenspelers te zorgen, bleek het castingproces cruciaal: “Tegenspelers werden nauw betrokken bij de casting, zodat ook daar al een vertrouwensband werd opgebouwd. Daarmee werd de eerste twijfel – of Jelle effectief kon spelen en zich staande wist te houden binnen een groep van (geschoolde) acteurs en “het systeem” – weggenomen alvorens het echte werk op de set begon. Met Jelles komst naar de set verdwenen die twijfels al snel helemaal, mede dankzij het feit dat zijn voorbereiding mee werd opgevolgd door zijn begeleiders binnen het theatergezelschap, zowel op als naast de set. Hij werd dan ook door iedereen met open armen ontvangen binnen onze Familie.”
Intussen is Jelle een verrijkend onderdeel van de castgroep geworden, zo blijkt. “Jelle komt als een voorbereid, stipt en professioneel acteur op onze set toe,” klinkt het enthousiast bij Isabelle. “Uiteraard houden we zo veel mogelijk rekening met de beperking van Jelle. Scènes met hem krijgen bijvoorbeeld wat meer tijd in de planning, maar fantastische werk van zijn begeleiding en het enthousiasme van hemzelf, zijn tegenspelers en iedereen die achter de schermen meewerkt, maken van Jelles aanwezigheid op de set een succesverhaal. Jelle is gewoon een vrolijke, ontwapenende collega die voor warmte op en naast de set zorgt.”
Dat Jelles aanwezigheid voor een unieke sfeer op de set zorgt bevestigt ook zijn tegenspeelster Belinda Voorspoels: “Van zodra Jelle toekomt met ‘Schoon volk is terug!’, begroet hij me met een warme, stevige knuffel. Ik denk dat hij nooit een slechte dag heeft,” klinkt het. “Met hem is er altijd humor op de set, humor toevoegen aan scènes vindt hij geweldig en hij smijt graag een mopje tussen het draaien door. Los van zijn enthousiasme en sprankelende persoonlijkheid is zijn lach enorm aanstekelijk. Jelle is altijd het zonnetje op de set,” besluit Belinda.
Volgens Isabelle vergeet je dan ook heel vaak gewoon dat je met iemand met een beperking werkt. Dat is ook het geval bij een andere collega met een beperking: Manon. “Zij is gewoon een beginnend redacteur met veel drive. Net zoals ik me jou ook gewoon herinner als een fijne en stipte collega met een vlotte pen,” lacht Isabelle. “Hoe langer je samenwerkt, hoe meer die beperking naar de achtergrond verdwijnt.”
Binnen Banijay International wordt ook het belang van inclusie in het algemeen onderstreept, benadrukt ze. De focus ligt daarbij niet op quota, maar wel op bewustwording, concrete tips & trics en uitwisseling van ervaring tussen de verschillende Banijay-labels.
Ik wil weleens weten wat er kan gedaan worden om profielen met een arbeidsbeperking aantrekkelijker te maken voor werkgevers in onze sector maar voor Isabelle is dat iets wat niet speelt: “Iemand met de juiste attitude, het juiste profiel of de juiste opleiding zal een kans krijgen. Ik denk ook dat het in het DNA van de sector zit om divers en inclusief te zijn. Als mediabedrijven zijn we erg zichtbaar en kunnen we dus ook een verschil kunt maken door mensen met een beperking een platform te geven op het scherm of als waardevol onderdeel van de crew.”
De aanwezigheid van getalenteerde collega’s met een beperking moet gewoon vanzelfsprekend worden.
Ik merk op dat ik zowel voor als achter de schermen nog steeds niet al te veel mensen met een beperking tegenkom. Om de instroom van dergelijke profielen te verbeteren kijkt Isabelle Dams in de richting van het onderwijsveld. “In onze zoektocht naar talent zijn scholen en opleidingen vaak ons eerste aanspreekpunt. Zelf heb ik geen idee hoeveel mensen met een beperking effectief aan een filmschool studeren, een journalistieke opleiding volgen of afstuderen in de richting woord & drama. Alles hangt dus af van het aantal studenten met een beperking. Het is dan ook belangrijk dat de meer op onze sector gerichte opleidingen aantrekkelijk genoeg gemaakt worden voor mensen met een beperking of chronische ziekte.”
Tot slot wil ik van Isabelle nog weten of ze als werkgever nog tips heeft over wat mediarte zou kunnen doen om de sector aantrekkelijker te maken voor arbeidskrachten met een beperking? “Niks zegt zoveel als een voorbeeld,” luidt het antwoord. “mediarte zou mensen met een beperking die het gemaakt hebben in de sector genoeg zichtbaarheid moeten geven. En dan liefst door te focussen op hun talenten, zonder nadruk te leggen op hun beperking. De aanwezigheid van getalenteerde collega’s met een beperking moet gewoon vanzelfsprekend worden.”
mediarte zou mensen met een beperking die het gemaakt hebben in de sector genoeg zichtbaarheid moeten geven. En dan liefst door te focussen op hun talenten, zonder nadruk te leggen op hun beperking.
En hoewel ik me bedenk dat we als sector én als maatschappij nog een behoorlijke weg af te leggen hebben voor zoiets echt vanzelfsprekend zal zijn, is het toch een hoopvolle gedachte waar ik graag mijn ‘onderzoek’ mee afsluit.