De nieuwe comedyreeks ‘Zonder afspraak’ vertelt het verhaal van Aziz, een 40-jarige Gentse kapper van Turkse afkomst. Zijn droom? Een succesvolle muzikale carrière. Een droom waarmee hij zijn omgeving, zijn gezin en vooral zichzelf in de problemen brengt.
Het idee voor deze eigentijdse comedyserie ontsproot aan het brein van regisseur en scenarist Yahya Terryn, die met zijn idee naar producent Willem Wallyn van productiehuis W2 trok. Die aarzelde geen seconde: “Er was niet alleen een heerlijk scenario met fantastische personages, maar ik vind vooral dat we dromen altijd serieus moeten nemen. Of het nu die van Aziz, die van Yahya of die van ons allemaal zijn”, liet hij optekenen bij de voorstelling van de reeks.
Met ‘Zonder afspraak’ wilden de makers niet alleen een nieuwe, eigentijdse komische reeks afleveren, maar ook laten zien dat verschillende culturen perfect kunnen samenleven en -werken. Het productieproces werd een mooi voorbeeld van hoe inclusie onze sector kan versterken, als alle neuzen in dezelfde richting staan. Aminata Demba, actrice en oprichter van Represent, sprak met de regisseur, producent en enkele acteurs over hoe ‘Zonder afspraak’ geen ‘wij en zij’-, maar een ‘wij’-verhaal werd.
Yahya Terryn: “Het idee voor deze reeks is eigenlijk ontstaan toen ik op een gegeven moment tot het besef kwam dat ik in Gent, waar ik woon, altijd in de Turkse wijken bleek te wonen en dat ik dat eigenlijk heel tof vond. Dat ik het bijvoorbeeld heel leuk vond om naar de Turkse kapper te gaan en dat ik dacht: “Het feit dat ik dat tof vind, wil ik eigenlijk delen met andere mensen.” Ook omdat ik gemerkt had dat niet iedereen het tof vond om in een Turkse wijk te wonen. Nu was alleen het idee van ik wil delen hoe tof het is om in een Turkse wijk te wonen en bij een Turkse kapper langs te gaan natuurlijk te weinig om een hele reeks aan op te hangen, maar het is wel het zaadje geweest om te komen tot wat ‘Zonder afspraak’ uiteindelijk is geworden: een sitcom over een Vlaams gezin van Turkse afkomst, waarvan de vader kapper is maar eigenlijk muzikant wil worden, en die bij het verwezenlijken van die droom de ene domme beslissing na de andere neemt en zo zijn gezin de hele tijd in de problemen brengt.”
Op zich leende je oorspronkelijke reeks zich misschien ook voor een meer ernstig genre. Vanwaar de keuze voor een sitcom?
Yahya: “Het is niet zo dat ik van bij het begin rondliep met het idee van: “Ik ga een sitcom maken”. Ik heb zo’n vijf, zes jaar aan die reeks geschreven en dat is drie keer een andere reeks geweest. Maar artistiek gezien bleek een sitcom het format dat gewoon het beste bij het idee paste. De personages en de arena bleken het krachtigst te werken in een soort sitcom.”
Als ik het goed begrijp, heb je heel veel interviews gedaan met mensen uit de Turkse gemeenschap in de researchfase, maar ook je coscenarist Nuran en de acteurs hadden heel wat inspraak. Enkel in het scenario of vooral in het belichamen van hun personages?
Yahya: “Soms ook wel in het scenario, maar bijvoorbeeld ook in de decors. Van de 36 draaidagen hebben we 30 dagen in één groot gebouw gezeten en dus konden we eigenlijk heel de tijd door de decors lopen terwijl ze werden gebouwd. En ondertussen konden we zeggen wat goed was, wat niet, wat er wel of niet klopte. Want het verhaal draait ook om een Turks-Marokkaans gezin, dus konden we heel hybride gaan zeggen van: “Dat is Marokkaans, dat niet, dat is wel Turks, maar dan zouden we wel een extreemrechts gezin zijn, dus dat doen we dan misschien beter weg”.”
In het theater begin je vaak gewoon met een idee, maar het uiteindelijke script of scenario maak je samen met je acteurs.
Was dat iets evident om te doen, je acteurs inspraak geven in de dramaturgie van je verhaal en je personages?
Yahya: “Voor mezelf was dat wel evident, ja. Je moet weten, ik heb wel aan de filmschool gestudeerd, maar ik ben daarna vooral theater gaan maken. En in het theater begin je vaak gewoon met een idee, maar het uiteindelijke script of scenario maak je samen met je acteurs, of zo deed ik dat toch. Dus in dat opzicht vind ik het evident om mijn acteurs heel veel inspraak te geven.”
Wat zijn de overwegingen die je neemt bij het zetten van de stap naar een productiehuis, en waarom heb je voor W2 gekozen?
Yahya: “Wel ik heb Willem (Wallyn, producent en zaakvoerder van W2, red.) eigenlijk door het VAF leren kennen. Ik had voor een ander project een scenario-atelier aangevraagd en heb zo Willem leren kennen met wie het heel goed bleek te klikken. Maar dat project is dan niet doorgegaan, en dan had ik dit project, en ik zei tegen Willem: “Ik zou dat graag doen” en hij had in begin zoiets van: “Maar dat gaat niet lukken. En als je dat toch wil doen, kies dan een groter productiehuis dat kan doorduwen.” En dan zei ik: “Ja, maar ik denk dat het wel belangrijk is om een keer een reeks te maken waarin de Turkse gemeenschap een grote rol heeft. Ik denk dat Vlaanderen dat nodig heeft en dat dat meer kan doen dan alles wat er ooit al gebeurd is qua campagnes, en zo.” En dan zei hij: “Oké, we gaan dat doen, we gaan ervoor gaan”.”
Willem, ben jij als producent bewust bezig met inclusie? Zo ja, op welke vlakken? En waar zitten hierin voor jou de uitdagingen als producent?
Willem Wallyn: “Om te beginnen moet ik een misverstand uit de wereld helpen: ik ben geen échte producent. Ik produceer alleen dingen die ik graag doe. En dat zijn er zeer weinig. Dat zijn vooral mijn eigen producties die ik niet wil afgeven aan producenten (behalve producent is Willem ook actief als scenarist, o.a. van de Eén-reeks ‘1985’, red.). Maar Yahya heeft me toch weten te overtuigen door te zeggen: “Ja, maar we gaan meer kunnen doen dan gelijk welke overheidscampagne tegen racisme.” En dan heb ik gezegd: “Oké we gaan dat doen, maar we gaan het klein doen en we gaan dat op onze manier doen.” Daarmee bedoel ik: ik heb geen kantoren of personeel, ik heb dat allemaal niet. Dus dat betekent dat ik altijd extreem tegen de deadline werk. Dat de reeks er uiteindelijk gekomen is, is dus een klein mirakel. Maar, om op je vraag te antwoorden… ga ik specifiek naar inclusie zoeken? Nee, maar ‘Zonder afspraak’ was een inclusief project, dat niet anders dan inclusief kon gedraaid, gemaakt of geproduceerd worden, dus dat was evident. Zeg je nu: “Voor andere projecten, ga je naar inclusie op zoek?”, ga ik ook heel eerlijk antwoorden: ja, omdat dat nu eenmaal de realiteit is. Je kan er niet tussenuit. Je kan niet zeggen: “Ah, ik ga iets maken exclusief voor witte mannen.” Zoiets wordt gewoon niet meer gemaakt en zenders vragen er ook niet meer achter. Er is een soort meer evidente vorm van inclusie ontstaan, gewoon door de evolutie bij de makers, maar ook door de evolutie bij de mensen die er over oordelen en die financieren. Want dat moet ik wel eerlijk toegeven: ‘Zonder afspraak’ was de makkelijkst te financieren productie die ik ooit gemaakt heb. En ook bij de VRT was de vraag: “Gaan we het op Eén zetten of op Canvas?” Het is een Canvas-reeks, met een Canvas-budget, maar nu gaat het op Canvas en op Eén uitgezonden worden. Dus ook daar staan de geesten, vind ik, zeer open.”
We stellen de vraag omdat op het afgelopen Film Fest Gent een aantal producenten aangaven dat ze inclusie ook als bedreiging zien, als een soort van SWOT-analyse, ervaar jij dat ook zo?
Willem: “Ik kan niet voor andere producenten spreken, maar ik kom wel met veel producenten in aanraking als scenarist, en ik stel daar toch een zeer grote bezorgdheid vast om zo inclusief mogelijke scenario’s te schrijven. Ik heb een reeks geschreven, ‘1985’, die zich afspeelt binnen het rijkswachtmilieu, wat écht een mannenwereld was, waar er amper of géén vrouwen voorkwamen. En gelukkig was hoofdrolspeelster Mona Mina (Leon, red.) er. Zij was de jonge vrouw die aan een tafel vol mannen zat bij de lezingen en die zei: “Ja, maar, dat personage dat gaat niet.” En in het begin voel je je als scenarist natuurlijk aangevallen, maar ze heeft mij heel erg geïnspireerd. Dat zij daar als jonge twintiger als een stormram ons kon op onze plaats zetten en zeggen: “genoeg testosteron hier, dat moet zo en zo.” En dat we daarnaar luisterden, dat heeft mij doen inzien dat er effectief een verandering aan de gang is.
Wat ik ook gemerkt heb bij ‘Zonder afspraak’: ik heb kinderen die ook van Algerijnse origine zijn en die mij regelmatig zeggen dat ze zichzelf niet op tv zien. Dus ik heb hen de reeks laten zien en voor de allereerste keer vonden ze écht iets goed wat ik gemaakt had, terwijl dat ik het niet eens zelf geschreven had.”
Zoals je al zei ben je ook scenarist. Zou je er bij het schrijven van een nieuw scenario ook al meteen meer op letten om inclusiever te schrijven?
Willem: “Dat is een moeilijke, omdat ik altijd probeer eerst het verhaal te vertellen zoals het authentiek in mijn buik en hoofd zit. Vervolgens kan je je wel afvragen: ben ik nu niet de blanke cis-man-fantasieën aan het verkopen? Is het verhaal sterk genoeg? En ik kan er heel goed mee om als mensen mij dan zeggen van: “Oh, nee, het is echt niet meer van deze tijd wat je schrijft.” Maar mezelf op voorhand al gaan beperken, daar ben ik geen voorstander van. Ik zie wel dat de schrijvers van morgen – ik geef les scenario – zich automatisch al de juiste vragen op vlak van inclusie stellen, omdat dat al veel meer verweven zit in hun dagelijks leven. En natuurlijk zal er altijd een zekere shift nodig blijven, net zoals er, helaas, altijd een zekere polarisering zal blijven bestaan. Maar dat hoort erbij. Moesten we nu allemaal goed overeenkomen dan was het ook niet meer leuk om te doen, denk ik.”
Een vraag voor de acteurs: hoe was het voor jullie eigenlijk om de serie te maken, om jullie personage te spelen?
Buse Kaplan: “Heel leuk, maar ook heel spannend en nieuw, want ik heb hiervoor nooit geacteerd, dus het was een grote uitdaging. Maar ik voelde me enorm geapprecieerd en welkom. Het was echt leuk, iedereen was zeer vriendelijk en ik heb ook genoeg ruimte gekregen om mijn kunst te kunnen beoefenen. Zeker als jong meisje vond ik het zeer belangrijk om me veilig te voelen en voor mij was dat echt 100% het geval.
Ik had bijvoorbeeld geen naaktscènes of kusscènes omdat ik dat niet zag zitten, en ik vind het wel tof dat ze daar echt rekening mee hielden. Er werd echt naar mij geluisterd: Als ik iets niet oké vond, dan mocht ik dat gewoon zeggen. Aangezien ik nog zo jong ben vond ik het echt heel waardevol om te voelen dat ze mij zo serieus namen.”
Als ik iets niet oké vond, dan mocht ik dat gewoon zeggen.
Ali Can: “Wat Buse zegt klopt voor deze set, maar dat is spijtig genoeg niet de realiteit van de sector. Hier was dat zo, omdat Yahya ons toeliet om dingen te veranderen als we dingen niet goed vonden. Er was een groot vertrouwen. We konden alles aan Yahya zeggen, zo van: dit klopt niet. En daar stond hij ook heel open voor. Want geloof me, er zijn genoeg voorbeelden waarbij je als kijker met een Turkse achtergrond je tv wil kapot gooien. Zo heb ik eens een serie gezien waarbij één aflevering ging over een Turkse familie. En je gaat binnen in dat huis van die Turkse familie en alle muren waren bekleed met tapijten. We zijn geen nomaden meer, we wonen niet meer in tenten. Dus dat gebeurt niet meer. Tapijten zijn voor de grond. Er zijn wel tapijten, versiertapijten, kleine tapijten die je aan de muur hangt. Maar die muren waren bekleed met tapijten van 2 bij 1 meter 60 uit de Turkse geschenkenwinkel die je normaal op de grond legt. En er hingen foto’s van zowel Erdoğan als Atatürk: naast elkaar! Niets klopte.
Maar de eerste keer dat ik bij ‘Zonder afspraak’ op de set kwam, terwijl de decorbouwers de set aan het opbouwen waren, dacht ik: oké, dit klopt wel. Maar ik zeg het, dat is absoluut nog niet de realiteit binnen de sector. Zo gebeurt het nog vaak dat je gevraagd wordt voor een project en dat je voelt van: ik word gevraagd omdat ik een dikke snor heb, of omdat ik veel borsthaar heb, of omdat mijn naam Ali is. Je wordt dan gewoon gevraagd om wat kleur in de groep te brengen. Maar als je iemand gewoon vraagt omwille van zijn migratieachtergrond, creëer je instant een ‘wij en jullie’-verhaal. Als je daarentegen mensen toelaat en met hen samenwerkt, wordt het een ‘wij-verhaal’, dan vertellen we samen een verhaal. Ik denk dat we nu echt in een overgangsfase zitten. Nu worden nog veel mensen gevraagd omdat er een beetje kleur nodig is. Maar hoe meer mensen van kleur of met een migratieachtergrond in de sector komen, hoe meer het vanzelfsprekend zal worden dat we gewoon samen gaan werken en geen ‘wij en jullie’-verhaal meer gaan creëren.”
Als je iemand gewoon vraagt omwille van zijn migratieachtergrond, creëer je instant een ‘wij en jullie’-verhaal. Als je daarentegen mensen toelaat en met hen samenwerkt, wordt het een ‘wij-verhaal’.
Wanneer we het hebben over meer aandacht besteden aan inclusie in producties kijken we heel vaak naar het creatief proces of het beleid, maar er zijn natuurlijk ook nog departementen zoals make-up, styling, decor, die ook belangrijke onderdelen van een productie zijn. Heb je het gevoel dat er op die niveaus ook dingen mogen veranderen?
Ali: “Ik ben ervan overtuigd dat ook daar heel wat dingen zullen veranderen, maar dat komt zo'n beetje als laatste. Het begint allemaal met de mensen die je op je tv-scherm ziet, pas daarna gaan er ook mensen in de sector komen die decors bouwen, die ook schmink doen, die ook licht en geluid doen, etc. Voorlopig is daar nog een groot tekort aan. Maar ik besef ook dat dat tijd nodig heeft, natuurlijk.”
Willem had het over de ervaring van zijn kinderen, die ‘Zonder afspraak’ hadden gezien en die voor het eerst een positieve ervaring hadden bij wat ze zagen. Wat vertelt die authentieke representatie? Is dat een ervaring die jij de afgelopen jaren ook hebt ervaren?
Ali: “Deels wel, maar toch nog niet genoeg. Ik vind dat de representatie soms nog te stereotypisch is. Binnen de sector zijn er nog te weinig mensen die er echt achter staan, en met eerlijkheid een ‘wij’-verhaal willen creëren, heel vaak is hun belangrijkste motief nog altijd dat er geld zit in iets te schrijven over mensen met een migratieachtergrond. Dus nee, er is nog niet genoeg authentieke representatie als je het mij vraagt, maar zoals ik al zei zitten we in een soort overgangsfase. En er worden goede stappen gezet, maar er worden ook nog heel foute stappen gezet. Maar met die goede stappen gaan we er ooit wel komen, denk ik.”
Als je denkt aan inclusie via audiovisuele media, moet je opletten dat je niet te zwaar de nadruk op de ernst van inclusie gaat leggen, omdat je dan riskeert om voor je eigen kerk te prediken.
Wat hier benoemd is geweest, dat acteurs en andere medewerkers echt de ruimte hadden om dingen te benoemen en te bespreken, is dat iets waar de sector uit kan leren, wat we misschien moeten onthouden en meenemen?
Willem: “Ik heb het gevoel dat dat meer en meer gebeurt. Ook op de vloer waar ik werk is dat een proces waar toch meer en meer aandacht aan wordt besteed. Ik geef het voorbeeld van ‘1985’, daar werd iedereen toch wel zeer betrokken, terwijl dat vroeger in de producties waar ik werkte toch wel anders was. Je gaf je scenario af en het was gedaan. Nu ga je het hele proces door tot aan de montage toe. En wat Yahya perfect gedaan heeft om zo’n aanpak te kunnen hanteren, is humor gebruiken, want humor is inclusief, omdat iedereen graag lacht. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is als je denkt aan inclusie via audiovisuele media, dat je misschien moet opletten dat je niet te zwaar de nadruk op de ernst van inclusie gaat leggen, omdat je dan riskeert om voor je eigen kerk te prediken. En Yahya predikt voor zijn eigen kerk, maar hij heeft die kerk ook opengezet voor alle anderen. En ook daar is de aard van het project belangrijk. Want je kan heel mooie inclusieve dingen maken, maar die er een beetje belerend dreigen uit te komen, het gevaar daarbij is, denk ik, dat je het te goed wil doen, dat je te veel punten wil scoren. En daar ben ik dan zeer argwanend over, als schrijver, maar in dit geval ook als producent.”